De Naam Die Mij Nooit Behoorde
Ik spreek niet namens een titel, een registratie of een nummer.
Ik spreek als een levend wezen ,bewust, voelend, aanwezig.
Lang voordat ik mijn eerste woorden kende,
werd mij een naam gegeven.
Een klank, een teken,
een schrift op papier dat mij zou definiëren,
nog vóór ik wist wat ik was.
Geen ware naam,
maar een aanduiding
een juridisch symbool,
een etiket van bezit in plaats van oorsprong.
Nog voor mijn adem zich volledig had gezet,
werd er een akte opgesteld.
Een certificaat, een bewijs,
niet van mijn leven,
maar van overdracht.
Mijn naam, in harde letters gegrift,
werd het gezicht van een identiteit die niet de mijne was.
Een constructie in registers,
niet een weerspiegeling van ziel of wezen.
Ik groeide op in het geloof dat die naam van mij was.
Ik antwoordde wanneer men mij riep.
Ik tekende waar men het vroeg.
Ik droeg een rol zonder te weten dat het een rol was.
Maar het systeem zag mij nooit.
Niet de adem.
Niet het hart.
Niet het levende wezen dat ik ben.
Alleen de vorm , de fictie
de echo van een mens in het domein van papier.
Zo werd ik stilzwijgend tot borg gemaakt,
tot onderpand van een taal die niet de mijne was.
Een web van wetten, schulden en verplichtingen
weefde zich rond een naam die ik nooit heb gekozen.
En toch…
ergens, diep vanbinnen,
bleef iets onveranderd.
Een stem die fluisterde:
Het systeem leeft slechts door jouw geloof erin.
Dat fluisteren groeide tot inzicht.
Tot een weten dat niet geleerd werd,
maar herinnerd.
Als de naam mij niet toebehoort — wie ben ik dan werkelijk?
Als wetten mij niet beschermen — waarom buig ik dan?
Als grenzen slechts woorden zijn — waarom blijf ik erin geloven?
In dat besef viel het gordijn uiteen.
Ik zag dat vrijheid geen geschenk is,
maar een toestand van herinnering.
Vrijheid wordt niet verleend,
zij wordt herkend.
Zij is geen recht dat iemand toekent,
maar de natuur van wie leeft in waarheid.
Ik ben niet de naam,
niet het document,
niet de fictie.
Ik ben leven dat ademt,
bewustzijn dat kiest,
ziel die zich herinnert.
Ik ben.
En dat is genoeg.
Dit is geen oproep tot strijd,
maar een erkenning van een onveranderlijke waarheid:
de ziel van de mens is vrij — niet te binden door wet of statuut.
Ik ben vrij,
omdat ik ben.
I Am.